Dat we trouwe en fanatieke leden hebben, moesten we natuurlijk aan niemand meer bewijzen. Toch brengt het gevoel van ‘samen staan we sterk’ een soort van gemoedsrust. Wat waren de afgelopen weken, zeg eigenlijk zelfs maar maanden, helse rollercoasters. Al is dat eigenlijk foute beeldspraak want het, bij momenten, krijsen van plezier kwam in de boerenwereld nooit aan bod. Een rollercoaster kan ook niet zonder ups-and-downs, maar ook van die portie misten we de helft. De opeenstapeling van downs maakten dat de emmers in heel het land overliepen, met alle gevolgen van dien (en dit keer niet wegens de wateroverlast).
100 inschrijvingen voor deze avond stemt ons natuurlijk wel tevreden. We voelen ons als VBK verplicht om op regelmatige basis iedereen uit de kalversector te verenigen. De psyche moet namelijk goed blijven. De mindset van ‘gedeelde smart is halve smart’, geldt meer dan ooit. Leed is lichter te dragen als men weet dat men niet alleen lijdt, dat anderen hetzelfde lot ondergaan; men kan dan elkaar beklagen en dat geeft verlichting. Ann Truyen (BVK) en Annelies Vermeiren (DLV) hadden hot topics voor te schotelen dewelke ze mooi en to the point ten berde hebben gebracht. Toch streelt het ook ons hart wanneer we nadien zagen dat de stoelen naar elkaar toe gedraaid werden en dat er gepraat werd. Er werd overlegd, vergeleken, geklaagd, maar af en toe ook gelachen. De vurige passie zit in elk aanwezig lid en dat vuur raakt niet zomaar geblust.
Dierenwelzijn kalveren: recente ontwikkelingen
In 2023 deden zich meerdere ontwikkelingen voor met betrekking tot het thema dierenwelzijn bij kalveren, die op termijn ook een impact zullen hebben op de vleeskalverhouderij.
Europees niveau: dierenwelzijn bij het houden van kalveren
In maart 2023 werd een EFSA-advies gepubliceerd over dierenwelzijn in relatie tot het houden van kalveren. Dit advies is gebaseerd op een literatuurstudie en heeft betrekking op zowel fok- als vleeskalveren. Een greep uit de onderwerpen waarover het EFSA-document een aanbeveling doet:
De initiële bedoeling van de EU-Commissie was om op basis van deze voorliggende EFSA aanbevelingen een Europese wetgeving te maken. In het najaar van 2023 heeft de EU-Commissie aangekondigd dat de beoogde wetgeving over de kalverhouderij voor een volgende legislatuur zal zijn.
Europees niveau: dierenwelzijn bij transport van kalveren
Het traject naar een nieuwe Europese transportverordening voor dieren, is ingezet op 7 december 2023. De voorliggende ontwerp-wettekst bevat o.a. volgende bepalingen:
De bevragingen en besprekingen over het voorstel van Europese transportverordening zijn bezig. Het is afwachten wanneer dit proces zal afgerond worden.
Vlaamse werkgroep ‘kalveren’
Zoals bekend is dierenwelzijn in ons land een bevoegdheid van de gewesten. In Vlaanderen werd eind 2022, binnen de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn, de beslissing genomen om een werkgroep in te stellen die een advies zou uitbrengen over het houden en vervoeren van kalveren. Dergelijk advies is in de regel bedoeld om er navolgend Vlaamse wetgeving over te maken. De werkgroep ging van start in maart 2023, vergaderde een viertal keren en is in het najaar ‘on hold’ gezet op verzoek van de veehouderij-sectoren. Het ontwerp-advies hield een bijna volledige overname van de EFSA-aanbevelingen in. Het is nogal evident dat hiermee een advies zou uitgewerkt worden, dat volstrekt onwerkbaar en onhaalbaar was voor de Vlaamse veehouderij om meerdere redenen.
Een Europees ‘level playing field’ is, zeker voor een niche sector als de vleeskalverhouderij, een absolute voorwaarde. In Vlaanderen kunnen we niet ‘voorop’ lopen op Europese wetgeving, zonder onze economische en concurrentiepositie te schaden.
De aanbevelingen van EFSA zijn niet gestoeld op gedegen kennis noch praktijkonderzoek. Er is geen of onvoldoende feitenkennis over problematieken als verlengd kalf-koe contact, het aanbevolen voedingspakket, enz. Bovendien is er geen economische impactanalyse uitgevoerd, waarbij de kostprijsverhoging wordt in beeld gebracht.
Na overleg met de voorzitters van de Raad voor Dierenwelzijn en de werkgroep, is besloten de werkzaamheden van de Vlaamse werkgroep te pauzeren, om de veehouderijsectoren de gelegenheid te geven om een convenant als alternatief voor het beoogde advies uit te werken.
Voorstel Convenant
De uitwerking van het convenant is nog volop aan de gang. Maar de hoofdlijnen die in het beoogde convenant zullen worden behandeld zijn o.a. :
De nabije toekomst zal uitwijzen of het voorstel van convenant enerzijds voldoende draagvlak vindt binnen de ganse Belgische veehouderij en anderzijds een kans krijgt van de werkgroep binnen de Vlaamse Raad van Dierenwelzijn.
Auteur: Ann Truyen, BVK vzw – Beroepsvereniging voor de Belgische Kalfsvleessector
Impact van het nieuwe stikstofdecreet: Wat moet je weten?
Op woensdagavond 24 januari werd het stikstofdecreet door het Vlaams Parlement goedgekeurd. Dit moet echter nog in het Belgisch Staatsblad verschijnen vooraleer het van kracht gaat. Gelijktijdig wordt een omzendbrief van toepassing die in bepaalde gevallen extern salderen (= emissieruil tussen twee exploitaties) mogelijk maakt. De hoofdlijnen van deze regelgeving zijn reeds duidelijk, maar er zal nog moeten blijken hoe met verschillende aspecten zal omgegaan worden. Hieronder worden de hoofdzaken op een rijtje gezet.
Doelstellingen 2030
Eén van de fundamenten in het plan van aanpak is dat er voor elke varkens-, pluimvee- en rundveehouderij een PAS-referentie 2030 zal worden berekend. De PAS-referentie 2030 is de maximale ammoniakemissie die per bedrijf uitgestoten mag worden op jaarbasis en dit moet uiterlijk tegen 2030 gerealiseerd worden.
Deze PAS-referentie 2030 wordt berekend op basis van de dieraantallen die werden aangegeven in de mestbankaangifte voor productiejaar 2021. Hierbij wordt voor mestkalveren een leegstandspercentage van 5,5% in rekening gebracht. Vervolgens wordt deze vergeleken met de vergunde emissies op basis van de geldige milieu- of omgevingsvergunning en wordt er al dan niet afgetopt. Dit is dan de referentiesituatie 2021. Voor deze referentiesituatie 2021 kan een afwijkende berekeningsmethode gevraagd worden wanneer de gemiddelde veebezetting in 2021 niet representatief is door een overmachtsituatie, er sinds 2017 nog investeringen gedaan zijn inzake dierplaatsen of wanneer de exploitatie vergund is na 1 januari 2022 en de veebezetting in 2021 0 was.
Hierbij moeten finaal onderstaande reductiepercentages verrekend worden:
*Het is de bedoeling dat de reductiedoelstelling voor de verschillende rundvee deelsectoren uiterlijk 31 december 2026 geëvalueerd en bijgestuurd wordt. Deze oefening wordt vervolgens jaarlijks herhaald. Tegen 31 december 2025 neemt elke rundveehouder een ammoniakemissie reducerende maatregel met een minimaal rendement van 5%. In 2026 wordt geëvalueerd of alle rundvee deelsectoren reeds halfweg zijn met hun taakstelling. Als blijkt dat men niet op schema zit, zal de VLM nutriëntenemissierechten opkopen.
Dit eindresultaat is de maximale ammoniakemissie die op het bedrijf nog mag uitgestoten worden tegen 2030. De vooropgestelde reducties kunnen behaald worden door het nemen van ammoniakemissie reducerende maatregelen of door het verminderen van dierplaatsen of een combinatie van beide. De Vlaamse Regering heeft vastgesteld in welke gevallen hiervan mag afgeweken worden. Dit kan namelijk wanneer de impactscore maximaal 0,025 % bedraagt of wanneer kan aangetoond worden dat de globale voorziene daling van de stikstofdeposities niet in het gedrang komt.
Mogelijkheden vrijstelling
Voor sommige bedrijven is het mogelijk om een vrijstelling te krijgen op de algemene reductiemaatregelen die worden opgelegd. Deze optie is aan de orde voor conventionele veehouderijen waarbij de jaarlijkse ammoniakemissie minder bedraagt dan 500 kg ammoniak cf. de veebezetting in 2021 en de impactscore maximaal 0,025 % is. De impactscore geeft weer hoeveel druk het bedrijf levert op de nabijgelegen natuur. Voor biologische veehouderijen kan een vrijstelling verkregen worden wanneer de impactscore maximaal 1 % bedraagt op basis van de gerealiseerde emissies in 2021. Tevens is er een vrijstelling voor de diercategorieën waar de Vlaamse Regering vaststelt dat er geen ammoniakemissie reducerende maatregelen bepaald zijn.
Wat met mijn huidige vergunning?
Iedere pluimvee-/varkens-/rundveehouderij die beschikt over een vergunning van onbepaalde duur of met een termijn langer dan 2030 moet ervoor zorgen dat hij uiterlijk 30 september 2029 in het bezit is van een aangepaste vergunning of dat een (gedeeltelijke) stopzetting is gemeld om te voldoen aan de PAS-referentie 2030.
Voor de rundveehouderijen waarvan de vergunning binnenkort komt te vervallen, kan een vergunning bekomen worden tot eind 2025 wanneer men nog geen inspanningen wenst te doen en tot eind 2030 indien er een reducerende maatregel wordt genomen met een minimaal rendement van 5%. Ook hier kan een vergunning voor onbepaalde duur verkregen worden wanneer met de aanvraag wordt voldaan aan de PAS-referentie 2030.
Piekbelasters
In de goedgekeurde versie van het stikstof decreet worden de rode bedrijven/piekbelasters als volgt gedefinieerd: een bedrijf wordt aanzien als een piekbelaster wanneer het resultaat van de impactscore voor productiejaren 2020, 2021 en 2022 minstens in twee van de drie gevallen 50 % of meer bedraagt. Voor deze bedrijven is er de mogelijkheid om een vergunning te bekomen voor onbepaalde duur wanneer wordt voldaan aan de emissiereductie cf. de PAS-referentie 2030 en op voorwaarde dat bijkomend wordt gereduceerd zodat de impactscore van het bedrijf minder dan 50 % is. De andere optie is dat er een vrijwillige sluiting van de veetak of bedrijfs reconversie wordt beoogd, zodat ook hier de emissies gereduceerd worden. Hiervoor is een flankerend beleid voorzien.
Extern salderen
In afwachting van de uitkomst van het nieuwe voorziene milieueffectenrapport (MER) om de mogelijkheden tot het extern salderen te onderzoeken, gaat samen met het stikstof decreet een omzendbrief in voege waarmee er in bepaalde gevallen extern gesaldeerd kan worden.
Deze emissie ruil is enkel mogelijk voor maximaal 1.500 kg ammoniak voor uitbreidingen of nieuwe bedrijven, waarbij beide bedrijven stikstofdepositie veroorzaken op dezelfde aandachtsgebieden in habitatrichtlijngebied. Verder dient in de beoordeling van een dergelijke aanvraag nagegaan te worden of de gebiedsspecifieke neerwaartse depositie trend hiermee niet in het gedrang komt. Bij een dergelijke vergunning gaat het om een directe emissie ruil. Deze moet geregistreerd worden en beide vergunningen dienen hierbij gekoppeld te worden.
Invloed op de bemestingstechnieken in het mestdecreet en nutriëntenemissierechten (NER)
Om de emissies verder te reduceren bij de aanwending van mest worden samen met het stikstof decreet ook enkele emissiearme bemestingstechnieken uit het mestdecreet verder bijgestuurd.
Zo werd er vastgelegd dat vanaf 1 januari 2028 het gebruik van sleepslangen op grasland niet langer wordt aanzien als emissiearme aanwending. Het gebruik van sleepslangen op de overige beteelde landbouwgronden is wel nog toegelaten. De mest die wordt gespreid op niet beteelde akkers dient direct ondergewerkt te worden, terwijl dit tot op heden binnen de 2 uur is op weekdagen. Ureumhoudende meststoffen dienen in de toekomst aangewend te worden door direct in te werken na het spreiden, door te injecteren of door het toepassen van ureaseremmers.
De niet-ingevulde NER zullen afgeroomd worden. De benutte NER worden bepaald op basis van de gemiddelde veebezetting in 2020, 2021 en 2022. Bij dit gemiddelde wordt een marge genomen van 10%. Voor de legkippen wordt de hoogste invulling van deze drie kalenderjaren weerhouden. Als dit resultaat lager is dan het aantal NER waarover men beschikte op 31 december 2023, wordt het verschil geannuleerd. Voor de toepassing van deze berekening wordt geen rekening gehouden met de NER die aangekocht werden sinds 1 januari 2017 en de NER mits mestverwerking. In geval van overmacht kan een andere berekening voor de annulering voorgelegd worden.
Bijvoorbeeld: stel dat een bedrijf gemiddeld genomen (voor 2020, 2021 en 2022) 25.000 NER heeft, wordt hierop een marge van 10 % toegepast wat een totaal geeft van 27.500 NER. Indien op het bedrijf op 31 december 2023 30.000 NER ter beschikking waren, zullen dus 2.500 NER geannuleerd worden.
De vergoeding voor deze annulering bedraagt 1 euro per NER met uitzondering van de rechten waarover men beschikte op 1 januari 2007.
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel? Aarzel niet om een DLV-adviseur te contacteren via info@dlv.be of via het gratis nummer 0800 90 910.
Auteur: Annelies Vermeiren, adviseur bij studie- en adviesbureau DLV